Naar buyten. Waarom moet dat?

‘Jongens, jullie gaan naar buyten.’
‘Waarom mama?’, vragen ze.
Ik denk kort na over mijn antwoord: ‘Omdat buitenlucht goed voor je is.’
Ze trekken hun schoenen en jassen aan. Mopperend. Met een klap slaat de deur dicht.
Ik vul een glas met water uit de Quooker. Mijn thee is nog warm als ik ze weer hoor.
‘Zo, we zijn buiten geweest.’ Jassen en schoenen worden in de hoek gesmeten.
Ze lopen naar boven en klappen hun laptops open…[@#$#^^(#(%#$&>].

Ik had ze een boel redenen kunnen geven waarom ik wil dat ze buiten spelen.

‘Samen buiten spelen maakt kinderen socialer, slimmer en sterker.
Het maakt weerbaarder. En het is goed voor je zelfvertrouwen.
Buiten spelen zorgt voor een gezonde relatie met jezelf. Maar ook met anderen en met de natuur.’
Maar ik denk dat het geen bal uitgemaakt zou hebben…
Daarom besluit ik het voorbeeld te geven:
‘Jongens, we gaan naar buyten’.
‘Moet dat echt? We zijn net terug,’ klagen ze.
Ik koop ze om met marshmallows. Hun jassen en schoenen liggen al klaar in de hoek.
We verzamelen tondel en hout in verschillende formaten. In het gemeenteplantsoen en langs de sloten in de wijk. Ze steken een vuurtje aan. In de vuurschaal die al jaren in een hoekje van de tuin staat te roesten. Het lukt zonder lucifers of aanstekers te gebruiken. Met een firesteel.
In de billycan koken we water boven het vuurtje. We drinken thee van zelf geplukte dennennaalden. We roosteren marshmallows aan een stok.
Aan het eind van de middag, mogen ze verdiend op hun laptops gamen.
Hun wangen kleuren rood met zwarte vegen.
Om hen heen hangt nog de spannende lucht van houtvuur.
‘Dat was sick (=gaaf), mama,’ zeggen ze.